Noreen is 31 weken zwanger als haar vliezen breken. Diep in haar hart hoopte ze al dat de zwangerschap geen 40 weken zou duren. Hoe groter de baby, hoe heftiger het haar leek. Vroeg in de zwangerschap kreeg ze te horen dat er iets mis was met haar baby. De groei liep achter en er waren op de echo’s kleine afwijkingen te zien met onder andere een afgeweken vorm van het hoofdje. Een vruchtwaterpunctie bracht met 17 weken enigszins duidelijkheid doordat bleek dat het kindje in haar buik een syndroom had. Van de klinisch geneticus en de gynaecoloog hoorden Noreen en haar partner dat het kindje dwerggroei had en daarnaast een syndroom die mogelijk niet met het leven verenigbaar zou zijn. Een zwangerschap afbreken was voor Noreen en haar man Joren geen optie. Zij zou de zwangerschap uit gaan dragen.
Nadat Noreen gebeld heeft dat haar vliezen zijn gebroken komt ze naar het ziekenhuis. Noreen is lang en heeft blond haar tot net op haar schouders. Haar jurk valt losjes over haar kleine buik. Een kleine bolling verraadt haar zwangerschap maar zou voor een buitenstaander niet te zien zijn. Ze komt lopend de afdeling op met haar partner naast zich. Joren draagt in zijn ene hand een grote rode weekendtas en heeft de handtas van Noreen in zijn andere hand. Hun gezichten staan gespannen, niet wetende wat hun te wachten staat.
De verpleegkundige van dienst is Emine, zij vangt Noreen en haar man op en brengt ze naar hun kamer. Niet veel later rinkelt mijn telefoon.
‘Met Lisa.’
‘Hai, met Emine, meneer en mevrouw van de Lei zijn er. Het zijn inderdaad gebroken vliezen, dat kan niet missen en ze heeft ook al best wat weeën maar volgens mij wil ze dat nog niet echt toelaten.’
‘Ik kom er zo aan,’ zeg ik waarna ik de telefoon weer in mijn borstzak laat glijden.
Ik open het dossier van Noreen en kijk naar de laatste controles die ze hier heeft gehad. Ze wilde geen echo’s meer na de bevestiging van de afwijking. Ze wilde wel graag elke controle de hartslag van de baby horen. Ze had twee dagen geleden nog een afspraak. Het kindje leefde toen nog. Ze willen na de geboorte van het jongetje geen obductie of andere onderzoeken doen naar de mogelijke oorzaak van deze afwijking. Voor Noreen en Joren is het duidelijk waaraan dit kindje komt te overlijden.
Ze hadden net het eten op vanavond toen Noreen naar de wc ging. Voordat ze bij de wc was, was haar ondergoed al nat. Ook nadat ze geplast had, bleef het vocht lopen. Pas toen ze voor de tweede keer schone kleren aandeed dacht ze aan gebroken vliezen. Toen ze mij belde, had ze nauwelijks contracties maar ik begrijp dus van Emine dat die inmiddels zijn toegenomen. Nadat ik het dossier zo goed mogelijk heb gelezen, stap ik kamer 32 binnen.
‘Hoi,’ zeg ik gematigd opgewekt.
‘Mijn naam is Lisa, dienstdoende verloskundige vannacht. Hoe is het?’
Ik pak een zadelkruk, ga zitten en rol tot naast het bed.
Noreen en Joren zeggen hun naam en vertellen over het breken van de vliezen en de beginnende contracties. Ze vertellen over het begin van de zwangerschap en de onzekerheid tussen alle onderzoeken door. Tot twaalf weken was de zwangerschap perfect, vertelt Noreen. Daarna heeft ze tussen hoop en vrees geleefd.
‘Ik mag het misschien niet zeggen, maar ik ben blij dat de natuur besloten heeft. Dat ik niet nóg eens tien weken zwanger hoef te zijn.’
‘Ik snap het,’ zeg ik. ‘Kijk je tegen de bevalling op?’
‘Nee, helemaal niet. Ik kijk enkel op tegen de geboorte van onze zoon. Wat als hij nog leeft. Wat als hij nog lang zal leven? Ik weet niet of ik hem wel vast wil houden.’
‘We gaan zien wat de nacht ons brengt, we helpen jullie. Helaas kunnen ook wij niet voorspellen of hij nog zal leven,’ zeg ik.
In het dossier heb ik gelezen dat we geen actief beleid voeren. Dat betekent dat we niet ons best gaan doen om dit jongetje te ‘redden’ mocht het na de bevalling in nood komen. Het kindje is niet met het leven verenigbaar. Dat betekent dat het niet lang zal kunnen leven. Bij een zwangerschap van een kindje zonder afwijkingen wordt onder de 34 weken geprobeerd de bevalling te rekken en er wordt medicatie gegeven om de longetjes te rijpen. Dat wordt een actief beleid genoemd. Omdat dit jongetje waarschijnlijk geen kansen heeft, doen we niets om de bevalling tegen te houden. Dit is ook de wens van de ouders.
Mocht het kindje toch pijn lijken te hebben of oncomfortabel zijn dan kunnen we de neonatoloog (een arts gespecialiseerd in (extreme) prematuren) vragen om het kindje medicijnen te geven. Ik heb dat persoonlijk nog nooit meegemaakt. Vaak is door de onrijpheid van de longen en de ernst van de afwijking het kindje niet in staat om lang te leven. Het hartje gaat steeds trager kloppen en de ademhaling stopt. Op een bepaald moment zie je dan vaak dat het kindje niet meer leeft. Nooit een fijn moment, maar als mensen deze keuze hebben gemaakt, kan ik mij daar heel goed bij neerleggen.
Ik leg uit wat het betekent dat we geen actief beleid doen. Dit wisten Noreen en Joren al, maar het is fijn om nog eens alles door te nemen. Ik vraag ook nog een keer of ze geen onderzoeken willen laten doen. Dat willen ze niet. Wel willen ze na de geboorte Stichting Make a Memory vragen om foto’s te maken. Dit is een organisatie die ernstig zieke, terminale en overleden kinderen fotograferen. Zij doen super mooi werk.
Noreen en Joren lijken wat te ontspannen maar de sfeer blijft beladen. Toch is er ook ruimte voor grapjes en ontspanning ondanks dat de situatie uiterst verdrietig is. In de tijd dat ik bij Noreen en Joren op de kamer ben zie ik dat Noreen regelmatig haar gezicht even vertrekt als teken van een wee. Volgens mij is het een harde, dus ik denk dat ik weinig weeën zal zien die ze echt weg gaat puffen.
‘Zal ik even kijken naar hoeveel ontsluiting je hebt?’ vraag ik.
‘Nee, ik wil het graag nog even afwachten,’ geeft Noreen aan.
‘Prima, geef het maar aan mocht je dit willen. Maak ondertussen gebruik van de kamer, de douche of een skippybal om de weeën op te vangen. Mocht je onze hulp nodig hebben, druk dan op de bel,’ ik houd de bel omhoog die vastgeknoopt zit aan de rand van het bed. Emine komt net weer binnen met een dienblad met een kan thee en wat biscuitjes. Ze zet het op het nachtkastje waarna Joren haar bedankt.
‘Wij trekken ons terug,’ zegt ook Emine. ‘Wel bellen als er wat is hoor en anders stappen we straks weer even binnen.’
‘Fijn, dankjewel’ zegt Joren terwijl hij een glimlach over zijn lippen perst.
We stappen de deur uit en praten wat na over de ernst van de situatie. Toch komen we samen tot de conclusie dat het fijn is dat het kindje niet 40 weken is. Dan zijn kindjes vaak een stuk groter en zijn de longetjes veel meer volgroeid. Een kindje kan dan soms nog best een tijdje leven.
Ik ga verder met wat administratie wat op me te wachten ligt zo aan het begin van de nacht. Gelukkig is de afdeling verder redelijk te overzien waardoor ik hopelijk straks alle tijd heb voor Noreen en Joren.
Het is nog geen uur nadat ik de kamer van Noreen en Joren afliep als ik word gebeld door Emine.
‘Ik denk dat het hard gaat, kan je even deze kant op komen?’
‘Zeker, ik kom eraan.’
Ik lock mijn computer en vis mijn mondkap uit mijn zak. Terwijl ik naar kamer 32 loop trek ik hem op. Kamer 32 is helemaal aan het einde van de gang, in de verste uithoek. Heel fijn voor de patiënten die hier zonder gevulde maxi-cosi naar huis moeten. Zo zien ze niet al die kersverse blije gezinnetjes naar huis toe gaan of erger: Dan horen ze geen huilende baby’s in de kamer naast hun.
Als ik de deur opendoe begrijp ik wat Emine zei. Noreen zit met haar billen op de rand van het bed. Haar linkerhand knijpt de hand van Joren vast die voor haar staat. Met haar rechterhand omklemt ze de lakens van het bed, ik zie haar knokkels wit worden. Ze zucht op volle kracht een contractie weg.
Ik help haar de wee weg te zuchten door in haar patroon mee te ademen. Emine heeft allerlei spulletjes klaargezet voor de aankomende bevalling. Ze fluistert me in dat het stel alleen foto’s wil na de geboorte. Ik knik en loop om het bed heen. Ik pak handschoenen en trek ze aan.
‘Zal ik kijken hoever je bent Noreen? Ik denk dat de baby misschien al snel geboren gaat worden.’
Noreen knikt, er druppelt een traan over haar wang op de hand van Joren.
Joren kijkt me aan: ‘Ik denk het ook als ik dit zo zie.’
Noreen gaat liggen waarna er weer een nieuwe wee zich aandient. Met Joren aan de ene kant en ik aan de andere kant zuchten we gedrieën de wee weg. Zodra de wee afzakt neem ik plaats op het voeteneinde van het bed. Ik help Noreen haar ondergoed uit te trekken. Ik zie wat slijm en bloedverlies. Ook loopt er veel helder vruchtwater af. Dit kan inderdaad nog wel eens snel gaan, bedenk ik me.
Nadat ook een volgende wee weg is gezucht door Noreen breng ik mijn vingers naar binnen. Ik stuit gelijk op het kindje. Ik voel wat onregelmatigheden en beweging. Na enig doorvoelen ligt het kindje in stuit. Met één voetje naar beneden al bijna voor de uitgang. Ze heeft volledige ontsluiting. Ik vertel het aan Noreen en Joren. Ze kijken elkaar aan en ik zie hun beide ogen zich vullen met tranen.
‘Fijn,’ zegt Noreen na een tijde. ‘Laat maar komen ook dan.’
‘Je kan dit schatje,’ zegt Joren tegen Noreen.
Ik kijk uit automatisme naar het CTG-apparaat waar normaliter een vrolijk tikkende hartslag op te zien is. Het CTG-apparaat staat er niet, we bewaken de hartslag van de baby niet. Want of de baby nou wel of geen mooie hartslag heeft, we doen er niets mee. Ik kijk weer naar Noreen.
‘Ben je er klaar voor?’ vraag ik haar maar kijk ook met een half oog naar Joren die zijn hoofd in het kussen van Noreen heeft gestopt.
Noreen knikt.
Ik leg uit hoe ze mag gaan persen en pak de zadelkruk weer om naast haar te gaan zitten. Emine staat aan de andere kant. Joren heeft zijn hoofd nog steeds in het kussen en ik leg kort een hand op zijn schouder.
‘Ben jij er ook klaar voor? Het kan maar zo zijn dat het kindje snel geboren wordt. Ik voelde net bewegingen maar ook dat zegt niet veel over hoe lang het kindje zal leven.’
‘Ik wil het niet zien,’ zegt Joren. ‘Misschien later, maar eerst wil ik het niet zien.’
‘Dat is prima. En jij?’ vraag ik Noreen.
‘Ik weet het niet,’ antwoord ze terwijl ze net weer een wee begint weg te zuchten.
‘Je mag in plaats van zuchten ook gerust een beetje duwen. Probeer het maar.’
Noreen vindt het lastig om hiermee te starten maar pakt het heel snel op. Na drie weeën zie ik haar schaamlippen al een beetje opbollen. Ik motiveer haar door te gaan en vertel wat ik zie. Emine komt met een koud washandje die ze op het voorhoofd van Noreen legt. Dit gaat echt niet lang meer duren nu.
Er komt weer een wee en ik zie dat het voetje voorzichtig naar buiten piept.
‘Ik zie het voetje al,’ zeg ik.
‘Ik wil het niet weten,’ zegt Noreen.
‘Sorry,’ zeg ik een beetje beduusd.
Na nog eens drie weeën wordt het kindje tot net onder de billen geboren. Eén voetje lig nog omhoog geslagen en zie ik niet. Het andere voetje bungelt bewegingloos uit de vagina. Een gek gezicht, het beentje lijkt inderdaad wat kort. Ik ben benieuwd hoe het kindje eruit zal zien. Ook al is het uitgebreid beschreven in het dossier, als het geboren is, oogt het toch vaak heel anders. Ik kijk op naar Emine. Ze trekt een vragende blik, ik knik rustig en wend mijn blik weer naar Noreen.
‘Je doet het super,’ zeg ik. ‘Het kindje kan elk moment geboren worden.’
‘Ik wil het niet vasthouden hoor,’ zegt Noreen.
‘Prima, alles is goed, we kijken hoe het loopt.’ De ervaring leert dat meestal als het kindje geboren is ouders toch nieuwsgierig zijn en uit zichzelf kijken. Vaak pakken ze het kindje dan ook op om bij zich te houden. Ik kan Noreen en Joren lastig peilen. We gaan zien hoe ze het zodadelijk ervaren.
Bij de volgende wee wordt het kindje tot aan de nek geboren. Hij lijkt nu ook iets te bewegen. Een teken dat het kindje nog leeft. Als het hoofdje lang blijft hangen op dit punt kan het maar zo zijn dat het kindje de bevalling niet overleeft. Ik heb het nog niet bedacht, als de volgende wee alweer komt. Het jongetje wordt geboren. Hij is klein maar compleet. Zijn armen en benen zijn inderdaad kort waardoor zijn romp juist groot lijkt. Zijn oogjes zijn open en staan wat scheef in het gezichtje. Het hoofdje is naar verhouding heel klein.
Zoals afgesproken drogen Emine en ik het kindje tussen de benen van Noreen af. We zetten hem een mutsje op. Noreen en Joren zijn stil. Ze omhelsen elkaar maar lijken niet naar beneden te willen kijken. Het mannetje huilt heel lieflijk en rustig.
‘Hij is er. Hij leeft. Het is een prachtig mannetje maar ik zie duidelijk de afwijkingen die ook zijn benoemd tijdens de echo’s.’
Hiermee hoop ik een bevestiging te geven van het feit dat gekozen is voor geen actief beleid.
Er komt geen reactie van zowel Noreen als Joren. Ik kijk Emine aan. Het mannetje in mijn handen huilt nu ietsje harder. Ik weet even niet zo goed wat ik zal doen. Mijn gevoel zegt dat ik het op de buik van Noreen moet leggen maar ik heb niet het idee dat ze hiervoor open staat.
‘Wil je het kindje bij je hebben?’ vraag ik tegen beter weten in.
‘Nee,’ zegt Noreen.
‘En jij, Joren?’
‘Nee ik ook niet.’
‘Wil een van jullie de navelstreng doorknippen?’
‘Nee hoor, dat mogen jullie doen,’ zegt Joren.
‘Weten jullie dat zeker?’ vraag ik.
Beide ouders knikken. Ze laten elkaar los en kijken elkaar aan. Ze durven niet naar beneden te kijken.
Emine probeert het nogmaals terwijl ik alvast een klemmetje op de navelstreng zet.
‘Zullen we hem in doeken wikkelen zodat jullie hem goed kunnen bekijken?’
Noreen schudt haar hoofd maar draait haar hoofd nu wel in de richting van het mannetje. Ik kan haar gedachten niet lezen. Haar hoofd blijft strak. Ze lijkt zich af te sluiten voor emoties. Ik heb het te doen met dit kleine mannetje. Ik heb hem inmiddels op de doeken tussen de benen van Noreen gelegd. Zijn oogjes zijn gesloten maar ik zie dat hij leeft.
Emine vraagt nog eens of iemand de navelstreng door wil knippen. Na wederom een ontkennend antwoord pak ik de schaar en knip hem door. We wikkelen vervolgens het kindje in de doeken.
‘Hoe gaat hij heten?’ vraag ik.
‘Mattias,’ zegt Joren. Ik hoor toch zeker wat trots.
‘Mooi,’ antwoord ik.
Ik pak Mattias op en houd het tegen me aan. Ik voel dat hij zwak is, zijn huid is wat doorzichtig. Hij lijkt kleiner dan een gemiddeld kindje van rond de 31 weken. Op het moment dat ik Mattias vast heb, weet ik weer even niet zo goed wat ik met hem aan moet. Ik probeer nog eens of de ouders hem vast willen houden.
Joren kijkt nu ook naar het bundeltje mens in mijn armen. Toch zie ik geen opening in zijn gezicht.
Ze schudden beiden weer hun hoofd. Ik probeer hun gevoel te proeven maar kom er niet achter.
‘Zal ik het naast je neerleggen? Dit kan het enige moment zijn dat hij leeft,’ vertel ik meer uit verbazing dan uit hoop dat ze bevestigend antwoorden.
‘Hij mag wel in zijn wiegje,’ zegt Noreen.
De wieg staat achter Emine. Ik geef Mattias aan Emine waarna zij hem in de wieg legt. Het voelt ontzettend tegenstrijdig. Dit kindje gaat niet lang leven maar is ook niet welkom in de armen van zijn ouders. Emine dekt Mattias liefdevol toe. Vervolgens schuift ze het wiegje tegen het bed van Noreen aan. Noreen en Joren kijken naar het mannetje. Het blijft stil op de kamer. Mattias oogt hoe gek het ook voelt comfortabel tussen de warme kruiken in de wieg.
Ik help met de geboorte van de placenta die gelukkig vlot komt. Er zijn geen hechtingen nodig bij Noreen en het bloedverlies is stabiel. Ik voel me overbodig in deze kamer en vind de sfeer heel lastig. Mattias kreunt heel zachtjes als teken dat de ademhaling moeizamer wordt. Toch klinkt het niet oncomfortabel. Ik probeer wederom een opening te vinden bij Noreen en Joren.
‘Gefeliciteerd met de geboorte van jullie zoon,’ zeg ik.
‘Bedankt,’ zegt Noreen.
‘Dankjewel,’ zegt ook Joren.
‘Ik denk dat hij niet lang zal leven. Willen jullie hem nog vasthouden?’
‘Nee, het is goed zo,’ zegt Noreen.
‘Oke,’ antwoord ik. ‘Kunnen we iets voor jullie doen?’
‘Nee, we willen wel even alleen zijn,’ zegt Joren.
‘Tuurlijk, dat is goed,’ ik hoor wat opluchting in de stem van Emine. ‘Druk wel op de bel als er wat is hoor. Dan komen we straks even bij jullie kijken.’
Ik knik ook en glimlach voorzichtig achter mijn mondkapje. Vervolgens loop ik achter Emine aan de kamer af. We blijven stil en lopen door naar de verpleegkundigenpost. We gaan allebei zitten, compleet perplex.
‘Jeetje,’ kan ik enkel uitbrengen.
‘Dat arme jongetje,’ zegt Emine.
‘Nou zeg dat.’
Ik ben een aantal keren die nacht wezen kijken bij Mattias en zijn ouders. Ze hebben Mattias uiteindelijk goed bekeken samen met Emine en ook gewogen en gemeten zoals de ouders wensten. Maar ze hebben Mattias niet aangeraakt of vastgehouden. Aan het begin van de ochtend heb ik vastgesteld dat het hartje niet meer klopte. Mattias heeft bijna vijf uur geleefd.
Noreen en Joren hebben, zoals ik later begreep, Mattias in besloten kring begraven. Ik heb ze na een paar weken nog een keer gebeld. Noreen leek even gesloten als de nacht van de geboorte. Ze gaf aan blij te zijn geweest met de begeleiding tijdens de bevalling. Ik voelde me tekort gedaan. Tekort gedaan voor Mattias.
Lezen hoe het is om een bevalling te begeleiden als het kindje onverwacht niet meer leeft? Klik hier.
Wat een enorm heftige ervaring voor je. Dat gevoel dat je tekort hebt gedaan, kan ik heel goed plaatsen. Wat zijn mensen, zijn ook nieuwbakken ouders toch verschillend in hun gedrag, in het verwerken/omgaan met gevoelens.
LikeLike
Ach jee, wat moeilijk voor allen; de kersverse ouders, jij en je collega. Je kunt van te voren ook niet inschatten hoe iemand reageert en moet op elke situatie anticiperen. Gelukkig gaat het meestal goed. Weer prachtig verwoord.
LikeLike