Het is vaak hollen en stilstaan op de verloskamers. Mijn dag is altijd anders. En zoals ik vaker heb verkondigd: ik heb écht het leukste vak van iedereen. Zoals Freek Vonk enthousiast is over de speurtocht naar een bijzondere calamaris zo ben ik enthousiast als er weer zo’n klein drupje wordt geboren. Ik neem je graag weer een dienst mee. Een dienst waarin het allemaal anders liep dan we van te voren hadden bedacht.
De dag begint rustig. Ik werk wat administratie af van mijn collega van de nachtdienst waarna ik mij ga bekommeren om twee dames die liggen te wachten om (hopelijk) ingeleid te worden. Er liggen geen actieve barenden en ook mijn collega heeft slechts twee dames om te beoordelen. De hartfilmpjes van mijn potentiële barenden kriebelen al een tijdje op het overzichtsscherm voorbij en laten een normaal hartpatroon zien.
Ik bel Margreet met wie ik vandaag voor beide zwangeren zorg. We gaan beginnen op kamer 13 om vervolgens op 53 verder gaan. Margreet is verpleegkundige met de obstetrie aantekening. Dat betekent dat ze een extra opleiding heeft gevolgd naast verpleegkunde waarmee ze dus alles weet over zwangerschappen, baringen en de kraamtijd. Ik zeg wel eens: een beetje hetzelfde als een verloskundige maar dan zonder toucheren (voelen naar ontsluiting) en hechten.
Helaas blijkt mevrouw op kamer 13 niet inleidbaar en hebben we enkel op kamer 53 de vliezen gebroken. Een eerste kindje, dus dat gaat nog wel even duren. Rond de klok van tien uur drinken we met de rest van de collega’s even koffie. De koffie is nog niet koud of de telefoon rinkelt. Het lijkt alsof er een blik met barenden wordt open getrokken want de telefoon blijft rinkelen. Naast een mevrouw met een niet vorderende ontsluiting, komt er ook één met prematuur gebroken vliezen en een mevrouw met een niet vorderende uitdrijving. Gedaan met de rust, hup in actie. We verdelen de nieuwe patiënten met elkaar en we besluiten dat ik de niet vorderende uitdrijving opvang. Zij is er het snelst en ik heb nu de tijd. Daarna kan ik hopelijk de dame met prematuur gebroken vliezen gaan zien.
“Ik herken het nummer van Margreet en neem op. ‘Lisa, nu, kamer 19, schouderdystocie.’”
Ik loop terug naar de artsenkamer en open het dossier van mevrouw de Lange die zal komen met de niet vorderende uitdrijving. Ik scan door haar dossier en kijk of ze al eens hier is geweest in de zwangerschap. Ik lees vluchtig dat ze zwanger is van haar 2e kindje en nu ruim 41 weken zwanger is. De eerste bevalling ging vrij soepel volgens de papieren. Jammer dat het deze keer juist bij de uitdrijving niet wil vlotten. Soms doet een ritje in de ambulance wonderen en is tijd het beste medicijn.
Enige tijd later zie ik het hartfilmpje binnenkomen van mevrouw de Lange. Nadat ik kort de eerste notities heb ingevoerd sta ik op om naar haar kamer te lopen. Ik zie net de verloskundige van thuis binnenkomen sjezen die waarschijnlijk het gaspedaal heeft ingedrukt om de ambulance bij te kunnen houden.
Mijn telefoon gaat dus ik blijf even staan. Met mijn telefoon tussen mijn schouder en oor geklemd graai ik in mijn zak naar een briefje en een pen. Staand op één been terwijl ik op mijn andere been mijn briefje houd waar ik op kan noteren hoor ik het verhaal van de ongeruste zwangere aan. Ik kan haar geruststellen met wat adviezen maar noteer voor de zekerheid even haar achternaam en geboortedatum. Ik hang net op als mijn telefoon weer gaat. Het is Margreet, die als het goed is ook bij mevrouw de Lange op de kamer staat.
‘Hé Lisa,’ begint Margreet, ‘je bent niet meer nodig hier hoor, we zien al een stukje hoofd.’
Mooi denk ik, meestal is de natuur mild en tijd de beste remedie. Ik hang op en loop terug richting de artsenkamer.
Ik ga me dan vast inlezen in de volgende patiënt die komt. Ik kijk voor ik de artsenkamer inloop nog even op kamer 53. Zij is net gestart met de weeënopwekkers en begint wat rode blosjes te krijgen. Ik zet de pomp van de weeënopwekkers nog een stapje omhoog want dat is al een half uurtje geleden. Ik wil net een stoel pakken om even bij dit gezellige stel te blijven zitten als mijn telefoon weer gaat. Ik herken het nummer van Margreet en neem op. ‘Lisa, nu, kamer 19, schouderdystocie.’
“Ik manoeuvreer het kindje wat op en neer het bekken in waarna er een slap, bleek mannetje wordt geboren. Hij glijdt op het matje wat onder mevrouw ligt en lijkt niet te reageren als Margreet hem snel afdroogt.’”
Ik vlieg de deur uit en roep nog iets de kamer in van: ‘ben zo terug.’ Ik stap kamer 19 binnen en grijp twee handschoenen van boven het keukentje om ze vervolgens aan te trekken. Ik trek het gordijn aan de kant en zie mevrouw de Lange op handen en knieën zitten. Tussen haar benen bungelt een hoofdje die slechts tot net onder zijn kin geboren is. Naast haar staat een kleine gedrongen meneer met ogen zo groot als stuiterballen. Margreet staat aan de andere kant met de telefoon in haar hand. Ik hoor dat ze de kinderarts belt als ik de verloskundige van de thuispraktijk vragend aankijk. Zij probeert net met haar hand de arm van het kindje uit de vagina te pakken. Ik zie dat het hoofd van het kindje flink gestuwd is en ook een flink formaat heeft.
De verloskundige zegt enkel: ‘Schouder zit vast, dit is de eerste ronde van de handelingen, geen beweging in te krijgen. Hoofd nu drie minuten geboren. Wil je het overnemen alsjeblieft?’ Ze doet een stapje naar achter als startschot dat ik mijn gang mag gaan. Ik vraag gelijk of Margreet de gynaecoloog in opleiding wil bellen voor wat extra hulp. Ze pakt haar telefoon en bevestigt dat de kinderarts en een extra verpleegkundige onderweg zijn voor de opvang van de baby.
Ik richt me tot de barende en roep: ‘Ik ben Lisa, verloskundige van hier, het hoofd is er maar het lijf nog niet, ik ga mijn best doen je te helpen.’
Op het moment dat ik het zeg voel ik met mijn hand naar de schouder van het kind. Hier heb ik op getraind, ik weet wat ik moet doen en ik vind het leuk ook. Dat klinkt gek maar ik houd van actie. Het directe handelen als iets niet loopt hoe het hoort. Neemt niet weg dat ook ik klotsende oksels krijgen van kinderen die vastzitten.
Dat de verloskundige van thuis deze baby er niet uit krijgt is geen teken dat zij het niet kan. Volgens protocol vraag je altijd hulp en ga je niet eindeloos zelf proberen. Helemaal niet in het ziekenhuis waar de hulp direct voor handen is. Maar zoals net al gezegd: tijd is vaak het beste medicijn en de natuur is mild. Ik probeer de achterste arm van de baby aan te haken maar krijg er geen beweging in. Vervolgens breng ik twee vingers van mijn andere hand in en probeer de baby letterlijk in het bekken te draaien. Ook dat lukt me niet. De volgende stap is opnieuw beginnen. Ik roep dat ze terug mag draaien naar haar rug. Net als ze wil draaien krijgt ze een wee waardoor draaien niet lukt. Ik probeer nog eens de achterste arm aan te haken als ik de arts-assistent van dienst binnen zie snellen.
Inmiddels is de verloskamer flink gevuld. Naast Margreet, de verloskundige van thuis, ik en de gynaecoloog in opleiding staan achter het gordijn nog twee verpleegkundigen en de kinderarts te wachten om het kindje wat waarschijnlijk een slechte start gaat hebben op te vangen.
Ik voel met mijn vingers en raak de achterste arm aan, met mijn vingers lijkt er iets beweging in te komen. Ik knik naar mijn collega’s ten teken dat het lukt en kan de elleboog van de baby omhoog duwen, vervolgens trek ik licht aan de hand van de baby waarna de arm naar buiten ‘floept’, ik omvat de oksel samen met het hoofd terwijl mevrouw nog steeds op handen en knieën haar best doet om mee te werken. Ik manoeuvreer het kindje wat op en neer het bekken in waarna er een slap, bleek mannetje wordt geboren. Hij glijdt op het matje die onder mevrouw ligt en lijkt niet te reageren als Margreet hem snel afdroogt. Het wordt stil in de verloskamer en ik zie de tranen over de wangen van de partner naast het bed stromen.
De barende gilt: ‘Waarom huilt hij niet? Waarom huilt hij niet?’ En ik zie dat de verloskundige van thuis haar probeert te kalmeren. Na nog eens flink prikkelen van de baby blijft beweging uit. Ik besluit twee klemmen op de navelstreng te zetten en de streng door te knippen. Ik overhandig het jongetje aan de kinderarts die hem op de opvangtafel legt. De kinderarts gaat gelijk over tot actie en de verpleegkundigen aan weerszijden van de opvangtafel zie ik het kapje voor het beademen al pakken. De gynaecoloog in opleiding knikt naar mij en loopt de kamer weer af.
De net bevallen dame is inmiddels naar haar rug gedraaid en de verloskundige van thuis neemt de zorg voor de geboorte van de placenta weer van me over. Er hangt een oorverdovende stilte op de kamer die eigenlijk verstomd zou moeten worden door gehuil. Ik voel de adrenaline door ieders vaten ruisen. Enkele minuten later horen we ineens een krachtige huil de verloskamer vullen. Het lijkt alsof iedereen zijn adem uitblaast. Er wordt gelachen en ik hoor de kinderarts opkijken van de tafel: ‘Hij doet het goed hoor, moet wel even flink bijkomen, maar wordt nu langzaam roze.’
Ik besluit de verloskamer uit te lopen, al die mensen, al die indrukken voor dit arme stel, ik kom zometeen terug om eens rustig na te praten.
Ik doe de deur achter me dicht en bedenk me weer dat de natuur mild was vandaag….
Meer lezen over dit prachtige vak? Klik hier.
Oh, wat super spannend. Ik heb het met ingehouden adem gelezen. En wat een mooie afloop.
Knap gedaan en geschreven 👍
LikeLike
Pfff pitttig…. net of ik erbij was…
LikeLike