Onder de lakens naar de operatiekamer

Ik begin mijn dienst altijd met een kopje thee. Dus ook vandaag zit ik rustig met mijn kopje thee tegen de muur geleund te luisteren naar mijn collega van de dagdienst. Ze heeft het rustig gehad, er ligt niemand te bevallen. Vanavond komen er twee dames voor een ballonkatheter en voor de rest liggen er drie kraamvrouwen met hun baby. Weinig bijzonders. Zometeen komt er nog wel een poliklinische bevalling met de verloskundige van thuis. Het is een dame die gaat bevallen van haar derde kindje en graag in het ziekenhuis wil bevallen op eigen verzoek. Daar verwacht ik niets spannends mee, zo’n derde vliegt er meestal wel uit.

Ik klets nog wat met mijn collega waarna zij haar computer afsluit. Ik neem plaats op haar bureaustoel en verstel de stoel naar mijn voorkeur. Ik open mijn computer en mijn mail en lees de laatste dingen die ik heb gemist de afgelopen dagen. Nadat ik mijn mail heb doorgespit, loop ik naar de kamer waar de poliklinische dame komt. Ik check of alles klaar staat en sluit vervolgens aan bij de verpleegkundigen in hun post.

Ook zij hebben het rustig, we kletsen met zijn vieren wat over ditjes en datjes. Ik kijk door het raam van het verpleegkundigen-post en zie even later Heleen, de verloskundige van de eerste lijn, die voorbij loopt met een rolstoel met een puffende barende erin. Dat zal de poliklinische bevalling zijn, het ziet er pittig uit. Heleen zwaait enthousiast, haar ogen altijd even vriendelijk.

Ik loop terug naar mijn kantoor en pak wat papieren uit mijn postvak. Ik zit in een commissie waarmee we proberen een zorgpad op te stellen voor iedere zwangere die het ziekenhuis binnenstapt. Diep verzonken in de mails en papieren gaat mijn telefoon, ik neem op en klem de telefoon tussen mijn schouder en oor.
‘Met Lisa.’
‘Hi, Heleen hier vanaf kamer zeven, wil je nú komen ik denk dat ik een uitgezakte navelstreng heb.’
Ik sta gelijk op en ren het kantoor uit.
‘Onderweg,’ zeg ik en hang op.

Gelijk typ ik een ander nummer in op mijn telefoon. Ik bel de verpleegkundige uit haar post. Zij doet vanavond met mij de bevallingen en consulten die binnenkomen.
‘Kom je naar zeven, navelstreng-prolaps, word net gebeld.’
Ik wacht het antwoord niet af en storm verloskamer zeven binnen.

Nadat ik de deur van de verloskamer geopend heb, kom ik terecht in het keukentje. Ik gris boven het aanrecht handschoenen weg en stap de verloskamer binnen. Het gordijn zit dicht, ik trek hem open. Heleen kijkt me met haar vriendelijke ogen aan terwijl ze ondertussen probeert de harttonen van de baby met de doptone te vinden.

Veel tijd om me voorstellen gebruik ik niet.
Een enkele: ‘Hi, ik ben Lisa, verloskundige van het ziekenhuis,’ volstaat.
Als dit een uitgezakte navelstreng is, vraag ik me af waarom Heleen niet met haar vingers in deze mevrouw zit. Op het moment dat er een stuk van de navelstreng uitzakt, kan een kindje in levensgevaar verkeren. Door de druk van het hoofd wordt de navelstreng dichtgedrukt, hierdoor komt er geen zuurstofrijk bloed meer bij de baby. Door een gebrek aan zuurstof levert het kindje heel snel in. In het geval van een uitgezakte navelstreng moet bijna altijd een keizersnede worden gedaan tenzij de bevalling binnen enkele minuten wordt verwacht.

‘Fijn dat je er bent,’ begint Heleen.
‘Ze heeft weeën gekregen na het strippen op het spreekuur vanmiddag. Toen had ze al drie centimeter. Normaal gegroeid kindje, ongecompliceerde zwangerschap. Omdat de vorige bevalling vlot ging, heb ik haar gelijk naar het ziekenhuis laten komen. Hier braken net de vliezen en ze voelde dat er wat mee naar buiten kwam. Ik voelde net en voelde duidelijk een stuk navelstreng voor het hoofd wat ik niet op kon duwen. Ze heeft 5 centimeter ontsluiting maar ik had geen extra handjes hier dus wilde gelijk jullie bellen en luisteren naar de harttonen.’
‘Prima,’ zeg ik terwijl ik bij op het bed van de barende ga zitten.
Zowel zij als haar man kijken me met grote ogen aan.
‘Wat is je naam?’ vraag ik terwijl ik haar aankijk.
‘Brenda,’ zegt ze.

‘Brenda, luister, er gaat nu even heel veel tegelijk gebeuren, ik ga ook meevoelen, oké?’ zeg ik.
Ik wacht haar antwoord niet af en breng voorzichtig twee vingers naar binnen. Ik voel gelijk de navelstreng en voel dat deze klopt.
‘Ik voel een hartslag van boven de 100,’ zeg ik voornamelijk tegen Heleen die net ook via de buik dezelfde hartslag laat horen.
Met mijn vingers probeer ik het hoofdje van de baby op te drukken. Sabia stapt de verloskamer binnen, de verpleegkundige.
‘Wil je De Nooi bellen? Inderdaad prolaps, vijf centimeter, we moeten naar de operatiekamers. Oh, en druk de noodbel in, we hebben meer handjes nodig.’
Ik richt me tot Brenda. In mijn hoofd probeer ik te bedenken hoe ik zo snel mogelijk op de operatiekamers kan komen terwijl ik ook alles moet uitleggen aan Brenda.

‘De navelstreng ligt voor de uitgang, ik houd mijn vingers op zijn plek, dus ik blijf hier op bed zitten. Met mijn vingers druk ik het hoofdje van de baby wat uit je bekken waardoor er minder druk is van het hoofd en de navelstreng wat ontlast wordt. We moeten een keizersnede doen om ervoor te zorgen dat de baby er zo snel mogelijk uit komt.’
Brenda knikt en kijkt me met grote ogen aan.
‘Een wee, geloof ik,’ jammert ze.
‘Probeer hem weg te zuchten,’ ik ondersteun mijn elleboog met mijn andere hand. Het is een fikse wee, ik krijg het hoofd net omhoog gedrukt, dit wordt flinke spierpijn morgen.

Ik hoor dat Sabia de gynaecoloog heeft gebeld.
‘De Nooi belt de OK.’
‘Mooi,’ knik ik haar toe. ‘Prik jij een infuus?’
Sabia was al bezig met de spulletjes klaar te leggen achter mijn rug.
Heleen kijkt me aan: ‘Wat kan ik doen?’
Ik vis met mijn linkerhand mijn telefoon uit mijn borstzak en geeft het aan haar.
‘Bel 8230, de kinderarts, en zeg dat we voor spoedsectio gaan.’

Heleen pakt mijn telefoon aan. Mijn andere collega’s komen binnen.
‘Prolaps!,’ roep ik naar ze terwijl ik mijn blik op de klok werp: 16.36u.
‘Wil je de blaas vullen?’ vraagt één van mijn collega’s.
‘De gynaecoloog is al aan het bellen met de OK, ik verwacht eigenlijk dat we daar zo heen kunnen. Maar mocht dat te lang duren, pak het maar vast dan zien we zo wel even.’
‘Oke,’ zegt ze en loopt de kamer af.
Wanneer je de blaas vult met vocht komt dat voor het hoofdje van de baby te liggen die daardoor de navelstreng ontlast. Dit geeft mij de gelegenheid om meer te kunnen doen. Nu zijn we met genoeg handjes, dus ik verwacht dat het sneller is als ik het hoofdje op blijf duwen.
De andere collega ontfermd zich over Brenda en haar partner, ze gaat bij het hoofdeind staan en legt hen uit wat er gebeurt. Het is heel fijn om in dit team te werken, we zijn goed op elkaar ingespeeld en weten van elkaar wat we kunnen verwachten.
Heleen heeft de kinderarts gebeld en geeft me de telefoon weer terug. Ik word bedreven in het opdrukken van het hoofd en laat mijn elleboog in het bed rusten. Sabia heeft inmiddels het infuus geprikt en sluit hem aan op het vocht.
Ik toets met mijn vrije hand het nummer van de gynaecoloog in.
Zodra hij opneemt, begin ik te praten: ‘Lisa hier, kunnen we al?’
‘Ja, we mogen, ik loop vast naar OK, heb je nog een hartslag?’
‘WE MOGEN,’ roep ik eerst naar de collega’s om me heen.
‘Ja, ik voel pulsaties, rond de 80 denk ik nu.’
‘Oke, zie je zo,’ De Nooi hangt op. Op dat moment komt mijn collega met de blaas-vul-spullen terug.
Ze houdt het in de lucht: ‘Niet nodig dus?’
Ik schud mijn hoofd.

Een collega maakt het bed los en een ander gooit nog snel een laken over Brenda heen. Ik blijf op het bed zitten en probeer mijn benen ietwat binnen boord te houden.
Ik kijk naar Brenda en knik naar haar.
‘Ik voel de hartslag van de baby nog. Dit gaat ons lukken,’ beloof ik haar.
Ze knikt terwijl de tranen over haar wangen stromen.
‘Dit wordt geen fijn ritje over de gang,’ zeg ik. ‘Doe je ogen maar dicht, of kijk naar het plafond, ik vertel je wat er gaat gebeuren.’

Ik heb het nog niet gezegd of we rijden al. Geduwd door twee collega’s aan het hoofd- en voeteneinde van het bed. We gaan net iets te hard door de bochten waardoor ik mijn best moet doen op het bed te blijven. Ik kan niet meer goed voelen wat de hartslag is door de bewegingen om ons heen. Ik duim op een goede afloop en vertel ondertussen alles wat er gaat gebeuren op de operatiekamers.

Bij het OK-complex staan de medewerkers van de anesthesie al op ons te wachten. Zij verzorgen de narcose tijdens de keizersnede.
‘Er is geen tijd voor een ruggenprik,’ zeg ik tegen Brenda. ‘Je krijgt een kapje over je mond en dan ga je slapen. Na de operatie word je pas weer wakker. Dokter de Nooi doet de keizersnede, hij is een ouwe rot in het vak, dit gaat ons lukken,’ praat ik Brenda moed in. Ik probeer nooit teveel te beloven, een goede afloop kan ik niet garanderen maar dit moet toch lukken?

Brenda kan geen woord meer uitbrengen, ze kijkt naar het plafond zoals ik haar had gezegd en laat het over zich heen komen. Achter mij hoor ik Heleen samen met Brenda’s man, Hugo. Ook bij haar hoor ik nervositeit in de stem. Ik kijk achterom en knik naar haar. Ze slaat met een hand vriendschappelijk op de schouder van Hugo en wenst hem sterkte en succes. Ik vang de blik van Heleen, haar ogen nog altijd even vriendelijk maar nu zie ik ook zorgen. Ze zwaait en draait zich om.

Ik communiceer kort en bondig met de medewerkers van de anesthesie. Zo vaak gebeurt het niet dat ze twee mensen over moeten takelen van het bed naar de operatietafel en ik luister naar wat ze van mij verwachten omtrent steriliteit.
‘We dekken je geheel toe,’ zegt één van de medewerkers.
‘Prima!’ roep ik.
Het gaat snel, ik zie dat de Nooi zijn handen al aan het wassen is en de anesthesist staat zelfs al klaar met het kapje bij de operatietafel. Als een geoliede machine wordt Brenda op de operatietafel getild. Haar weeën lijken steeds krachtiger te worden, ik moet moeite doen om het hoofd op te blijven duwen terwijl ik me soepel van het verlosbed naar de operatietafel beweeg. Brenda zucht rustig maar beheerst de wee weg. Ze doet het fantastisch wat moet dit een hel zijn om mee te maken. Ik probeer mijn zorgen voor mezelf te houden en mijn blik neutraal. Als ik in de paniek schiet, heeft Brenda helemaal het recht om in paniek te raken.

Ik word afgedekt en wissel vlug wat woorden met de gynaecoloog van dienst. De gynaecoloog doet vervolgens een korte time-out met alle medewerkers om de blikken dezelfde kant op te brengen. Ik lig ondertussen onder de doeken op de operatietafel. Op dit soort momenten sta ik altijd stil bij wat een wereld van verschil dit is met een kantoorbaan. Mijn vriendinnen moesten me hier eens zien liggen.
Ik heb het warm en voel mijn oksels klotsen. Ik blijf het hoofd opduwen en hoor dat de narcose zijn werk doet. De gynaecoloog gaat beginnen.
Ik hoor dat Brenda niets meer meekrijgt doordat de gynaecoloog zijn zorgen begint te uiten.
‘Lisa, wat zijn de harttonen?’ vraagt hij aan mij.
‘Ze lijken te dalen, ik denk rond de 50 nu.’
‘Focus, mensen, we gaan deze baby redden.’

Een paar minuutjes later voel ik ineens de druk van boven mijn vingers verdwijnen. Er lijkt beweging te zijn die niet door de baby wordt veroorzaakt. Ze hebben de baarmoeder geopend.
‘We zitten erin Lisa,’ zegt de Nooi. ‘Trek maar terug.’

Ik haal mijn vingers uit Brenda en blijf nog even zitten om het steriele veld niet aan te tasten. Eén van de operatiemedewerkers legt een hand op mijn been.
‘Ik help je.’
Ze pakt me uit en ik stap van de tafel. Ik open en sluit mijn hand en rek mijn rug. Alles voelt stijf terwijl mijn hart als een razende klopt. Ik doe een stap naar achter en zie dat Sabia en de kinderarts klaar staan voor de opvang. Ik ga op een stoel zitten en aanschouw wat er gebeurt.
De Nooi houdt het kindje in de lucht die weinig lijkt te doen. Ik werp een blik naar links, achter het raam staat Hugo met zijn handen in zijn nek toe te kijken. Wat een stress moet dit voor die beste man zijn. Het ene moment denk je dat je vrouw gaat bevallen terwijl je het volgende moment staat te vrezen voor het leven van je baby. Ik kijk nog eens naar de klok: 16.59, wat een tempo.

Sabia en de kinderarts leggen het kindje op de opvangtafel voor pasgeborenen. Ze drogen het snel af en ik zie de kinderarts luisteren met zijn stethoscoop. Ook een collega van de couveuse-afdeling staat inmiddels bij de tafel om bij de opvang te ondersteunen. Met zijn vingers tikt de kinderarts tijdens het luisteren op de zijkant van de tafel mee met de snelheid van de hartslag. Zo kan iedereen in één keer horen wat hij hoort door zijn stethoscoop.

Ik haal opgelucht adem, er is een hartslag. Het kindje krijgt een kapje op zijn neus en mond zodat ze zuurstof kunnen gaan toedienen. Het is een jongetje zie ik als ik langs de tafel loop. Ik loop de operatiekamer af omdat ik compleet onsteriel ben en mijn hulp niet meer nodig is. Ik loop naar Hugo die inmiddels naast de operatiekamer op de grond is gaan zitten.

Ik leg een hand op zijn schouder en hurk voor hem neer.
‘Het is een jongetje en hij heeft een hartslag. Je mag kijken.’
Hij tilt zijn hoofd op en kijkt me aan.
‘Echt?’ hij kijkt me vol ongeloof aan.
‘Doet hij het goed?’ vraag hij vervolgens.
‘Ze zijn nog met hem bezig maar er is een hartslag.’
Ik ga rechtop staan en kijk door het ronde glas in de deur naar de operatiekamer en zie dat het kleine mannetje op de opvangtafel roze begint te kleuren; een goed teken.

‘Kom maar,’ zeg ik tegen Hugo en trap met mijn voet naast de deur op de knop om zonder handen de deur te kunnen openen.
‘Sabia,’ roep ik de ruimte in. ‘Ik heb hier vader, mag hij erbij?’
Sabia kijkt me aan en komt naar ons toelopen.
‘Tuurlijk, kom verder,’ ze wenkt Hugo en knikt mij toe.
‘Snelle actie,’ fluistert ze me toe.
‘Zeg dat, gelukkig lijkt het een goede afloop,’ zeg ik.

Ik blijf nog even voor de deur van de operatiekamer staan terwijl ik zie hoe Sabia Hugo meeloost naar de opvangtafel. Ze pakt zijn hand en legt hem op de buik van zijn zoon. De opluchting valt zelfs van zijn rug af te lezen. Ik draai me om en loop het operatiecomplex uit, opgelucht door de vooralsnog goede afloop.

Ik loop terug over de gang richting de afdeling waar mijn collega’s samen in het hok met spanning zitten te wachten. Ook de verloskundige uit de 1e lijn, Heleen, zit bij ze.
‘En?’
Verwachtingsvol kijken ze me aan.
‘Slechte start, maar gelukkig met hartslag. Lijkt goed te komen.’
De collega’s halen opgelucht adem. Ik krijg een glas water in de hand en wordt op een stoel gedrukt.
‘Ga maar even rustig zitten jij.’

Ik glimlach, wat fijn, zo’n goed team.

Het kindje, Thomas, had eventjes opstartproblemen maar herstelde vlot. Hij mocht zelfs mee naar de verloskamer in plaats van naar de kinderafdeling. De keizersnede verliep zonder complicaties en Brenda kwam vlot bij uit de narcose. Drie dagen na de bevalling mochten Brenda, Hugo en Thomas weer naar huis.


Meer lezen over spanning en hectiek op de verloskamers? Klik hier.

Geef een reactie

Gelieve met een van deze methodes in te loggen om je reactie te plaatsen:

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: