Ik loop met mijn driejarige peuters over de plaatselijke markt. Ze weten precies waar we heen moeten om wat lekkers te scoren. Ze krijgen een banaan bij de groenteman, een plakje kaas bij de kaasboer, een stukje kibbeling bij de visboer, een olijfje van de olijvenkoning en als klap op de vuurpijl een koek in de vorm van een beer bij de bakker. Omdat die koek zo ontiegelijk groot is, eindig ik mijn rondje langs de kraampjes altijd bij de bakker. Heel soms begin ik daar, maar dan loop ik vervolgens met olijven, vis, bananen en plakjes kaas over de markt te zeulen omdat thuis de berenkoek pas op is.
Aangekomen bij de bakker bestel ik het gebruikelijke recept en reken af. Nadat ik mijn marktmuntjes in ontvangst heb genomen, wacht ik geduldig met mijn kroost tot ze hun trofee in handen hebben. De berenkoek.
Mocht het gebeuren dat de bakker vergeet het koekje aan de dames af te leveren, blijven ze net zo lang staan totdat het koekje alsnog wordt overhandigd. Van wie de dames ook wat krijgen er komt altijd die blik naar links (of rechts). Even spieken bij de wederhelft om te koekeloeren of alles wel evenredig verdeeld is. Qua bananen gaat het altijd goed. Het plakje kaas wordt al moeizamer, want soms scheurt hij van de kaasschaaf af en tja, dan zijn het er ineens twee. Bij de olijf kan niets misgaan maar bij de bakker.. Oei, bij de bakker.
Het zijn ambachtelijke koekjes, dus lekker zelf gebakken en niet voor-geponst in een fabriek waarbij elk koekje identiek aan elkaar is. Dus zo nu en dan ontbreekt er een oortje van de beer, is het koekje net wat dikker dan de ander of zijn er factoren van buitenaf (lees: hij valt op de grond) zodat het vergelijken een stuk makkelijker wordt.
De zus met het grootste, mooiste of meest hele beertje kijkt uiteraard ook het meest triomfantelijk. Ik sta daarachter, inmiddels geaccepteerd dat er altijd wel iets is, af te wachten wanneer de oorlog uitbreekt.
Zoals ook vandaag. Ik zie in mijn ooghoek dat de bakker eentje zonder benen pakt en eentje met benen. ‘Ai, dit wordt wat,’ denk ik bij mezelf. Ik probeer de meisjes af te leiden door te roepen: ‘Zien jullie die lekkere muffins?’ Terwijl ik de berenkoeken bij de bakker uit de handen gris. Ik glimlach vriendelijk dankjewel en draai me om. De dames zien de muffins, maar zijn snel weer gefocust op hun nog niet in ontvangst genomen trofee.
Als ze voor zich kijken en zien dat de bakker al een nieuwe klant helpt, draaien ze zich vlug om naar mij. Ik heb mijn mond vol met berenkoek omdat ik net de benen van de tweede beer met mijn tanden heb geamputeerd. Ik geef de beren zonder benen aan mijn dames die daarna gelijk even checken hoe het ervoor staat bij de buurvrouw.
‘Mijne heef geen benen meer,’ zegt zus 1, loerend naar de koek van zus 2.
‘Mijnes ook nie hoor,’ zegt zus 2.
Ik haal opgelucht adem. Al koekjes-etend lopen ze voor me uit bij de bakker vandaan.
Ik zie de mensen in de rij van de bakker naar me kijken.
‘Vraag zelf een koekje, hebberige moeder,’ hoor ik ze denken.
Waarop ik, met mijn mond vol, wat ongemakkelijk knik. Maar wat zij niet weten, is dat ik zojuist een peuter-oorlog heb voorkomen.
Ik kijk trots en loop achter mijn dames aan.
Lisa.
Meer lezen over het leven met een tweeling? Klik hier.
Of mijn vorige blog: ‘Als leven en dood ineens letterlijk hand in hand gaan’ lezen? Klik hier.