‘Kan je nú naar kamer drie komen? Er stond ineens een dame aan de balie en ze zegt dat ze gaat bevallen maar slechts vijf maand zwanger is.’ De zorgcoördinator hangt op. De informatie duizelt een beetje in mijn gedachten terwijl ik op sta vanachter mijn computer. Ik kijk naar de tijd onder in mijn beeldscherm: half twee ’s nachts, dit houdt me wel wakker de komende uren denk ik.
Op een drafje loop ik de gang over naar kamer drie. Ik zie meerdere verpleegkundigen de kamer in en uit lopen om spullen klaar te zetten. Ik loop de kamer op en zie een hoop chaos. Een opvangtafel voor de baby wordt de kamer ingerold, spullen voor de opvang van een extreme prematuur worden neergelegd en er staan twee verpleegkundigen rondom het bed van een dame die roodomrande ogen heeft. De angst is van haar gezicht af te lezen. Ik scan de situatie en zie dan dat de zorgcoördinator me aankijkt: ‘Ze stond ineens aan de balie, had niet gebeld. Ze komen uit Polen en zijn hier op familiebezoek, sinds vanmiddag heeft ze wat pijn in de buik maar toen ze wilde slapen werd het onhoudbaar. Familie zit op de gang, die spreken iets Nederlands en van hen heb ik de informatie, maar deze ouders spreken geen woord, slechts een paar woordjes engels. Ik heb de arts-assistent gebeld, maar zij staat op de spoedeisende hulp, ze komt zo snel mogelijk deze kant op.’
‘Hoe ver is ze zwanger?’ vraag ik.
‘Ze zegt vijf maanden.’
Ik denk ik na, vijf maanden, dat is ergens rondom de 24 weken.
Bij ons in Nederland is de grens voor actieve opvang van een kindje 24 weken. Dat betekent exact 24 weken en 0 dagen. Ben je 23 weken en zes dagen zwanger en begint de bevalling, dan accepteren we dat en laten we het kindje geboren worden. Dit klinkt heel cru, maar er moet ergens een grens gesteld worden.
Ze is vijf maanden zwanger, dat kan ergens rondom die 24 weken zijn. Maar hoeveel is ze precies? Ik stel me voor aan het stel die mij hoopvol aankijken. Ik vraag mijn collega of ze de translate app erbij wil pakken zodat we een soort van communicatie kunnen krijgen in haar eigen taal. Ik zie dat ze veel pijn heeft, ze ziet er echt uit alsof ze ieder moment gaat bevallen. Ik wil het liefst zo snel mogelijk inwendig onderzoek doen om te kijken hoe we ervoor staan, maar wil ergens ook uitleg kunnen geven over wat en waarom.
Ik probeer kort en beknopt wat uit te leggen, vraag het stel via de vertaal-app daarna of iemand van de familie die mee is gekomen misschien hier op de kamer mag komen om te vertalen. Het stel knikt en we vragen partner of hij iemand op wil halen. Ik leg geruststellend een hand op de arm van deze arme dame maar ik durf haar met woorden niet gerust te stellen dat het goedkomt. Met deze termijn bevallen van een kindje dat geen longrijping of iets heeft gehad, is vaak geen goed begin van een leven.
Ik begrijp dat ze Zuzanna heet en help haar met het wegzuchten van een wee die zich net aandient. Ondertussen trek ik handschoenen aan. Ik vraag of ik mag voelen naar de ontsluiting, ze knikt. Op dat moment komt haar partner binnen met een vrouw die al net zo’n verschrikte blik op haar gezicht heeft als Zuzanna en haar man. Ik probeer de situatie door haar ogen te bekijken. Een kamer vol met mensen, zich voorbereidend op de komst van een extreme prematuur waarvan we nog niet zeker weten of hij of zij nog leeft.
Ze komt dichterbij en omhelst Zuzanna, ik begrijp later dat het haar tante is. Ik zit inmiddels al bij Zuzanna op bed en wacht tot het contact tussen de twee vrouwen voorbij is waarna ik nogmaals vraag of het goed is dat ik voel naar de ontsluiting. De vrouw die zich Natalja noemt, spreekt gelukkig Nederlands. Niet vloeiend maar we kunnen redelijk normaal converseren. De verpleegkundige neemt het gesprek over en ik hoor haar vragen naar de exacte uitgerekende datum. Ik voel naar de ontsluiting en kom erachter dat die nagenoeg volledig is. Het kindje ligt met het hoofdje naar beneden en ik voel dat hij al flink diep zit. Ik haal mijn vingers eruit en leg uit dat de baby geboren gaat worden.
‘We kunnen het niet tegenhouden. De baby gaat komen.’
Zuzanna en haar man kijken hoopvol naar Natalja. Natalja krijgt tranen in haar ogen en herhaalt in het Pools wat ik net heb gezegd.
Ondertussen kijk ik naar de verpleegkundige die nog steeds met de telefoon in haar handen staat: ‘Ze is uitgerekend op 28 december, dat betekent nu net 24 weken en 1 dag,’ fluistert ze. Ik knik. We gaan deze baby dus opvangen.
Ik vind het enigszins fijn dat ze over de 24 weken is. Het voelt zo dubbel als iemand een dagje voor de 24 weken is en we met onze handen op de rug moeten kijken hoe het kindje na de bevalling komt te overlijden. Maar anderzijds is dit absoluut geen fijne termijn. We weten nu in ieder geval dat we gaan opvangen. Ik pak mijn telefoon en toets het nummer van de gynaecoloog in, naast de arts assistent (de dokter in opleiding tot gynaecoloog) komt ook de gynaecoloog voor de opvang van dit extreme prematuurtje. Ik wil net op het groene telefoontje drukken als ik de arts-assistent van die nacht binnen zie lopen. Ik zie dat ze zich gehaast heeft. Ze kijkt me aan met een blik van: Vertel.
Ik brief haar kort bij over de situatie. Ik vertel haar over de termijn en dat ik net de gynaecoloog wilde gaan bellen. Ze knikt, fijn. ‘Zal ik de baring doen?’ vraagt ze.
‘Prima,’ zeg ik. ‘En ik zal ook de neonatoloog bellen.’
De arts-assistent pakt handschoenen uit het keukentje en trekt ze aan. Ze gaat bij mevrouw staan en legt een geruststellende hand op haar bovenarm. Tranen vloeien rijkelijk van haar ogen op het bed. Ik adem diep in, arme mensen. Ik bel eerst de gynaecoloog waarna ik ook de neonatoloog bel. De neonatoloog is een kinderarts die gespecialiseerd is in extreme prematuren, zij staan aan het hoofd van de NICU, de intensive care voor extreem vroeg geboren kindjes. Ik hoor aan de telefoon dat ze druk is. Maar helaas kan het hier echt niet wachten, ze snapt de ernst en komt naar de verloskamer.
Ik ga aan het voeteneinde van het bed staan en vraag vervolgens aan de partner van Zuzanna of ik zijn telefoon mag voor het maken van foto’s. Hij snapt niet helemaal wat ik bedoel, ik glimlach. Ik maak een vuist van mijn handen en houd die met gestrekte duim en pink tegen mijn oor. Hij snapt het, pakt zijn telefoon en geeft die wat vragend aan mij. Ik maak foto’s van alles wat er gebeurt in de ruimte. Ik heb geen specifieke taak nu en richt me op het bijhouden van de tijden en gebeurtenissen terwijl ik zo nu en dan een foto maak.
De gynaecoloog en neonatoloog stappen tegelijkertijd de verloskamer binnen. De gynaecoloog is zo te zien recht uit haar bed gekomen terwijl de neonatoloog strijdbaar met een nieuwe dosis adrenaline binnenkomt. Ze knikken beiden en nemen hun plek in. De gynaecoloog bij het bed van Zuzanna en de neonatoloog bij de opvangtafel voor de baby.
Ik zie dat Natalja op een stoel is gaan zitten en dat ze van een afstandje huiverig kijkt naar waar ze in terecht is gekomen. Iedereen staat geduldig te wachten op datgene wat komen gaat. Er volgen een aantal weeën waarbij Zuzanna hard haar best doet deze op te vangen.
En kleine tien minuten later krijgt ze persdrang en het duurt niet lang of ik zie een minihoofdje tevoorschijn komen. De gynaecoloog pakt het kindje aan terwijl de arts-assistent het kindje vanaf de voeten tot aan de nek in een plastic zakje doet om zo min mogelijk af te koelen. Het kindje beweegt maar huilt niet. De longetjes zijn veel te zwak en onderontwikkeld, het is een jongetje, hij heeft nog een lange weg te gaan.
Ze knippen vlot de navelstreng door en het kindje wordt op de opvangtafel gelegd bij de neonatoloog. Ik schrijf op wat wordt gezegd en kijk naar de klok voor de tijden die daarbij horen. Ik leg de stift neer en maak foto’s van het kindje. De huid is glanzend rood, armpjes niet langer dan een pen. Het lijfje beweegt weinig. Ik zie wat adertjes lopen door de dunne armpjes. Er wordt een klein mutsje opgezet en de neonatoloog luistert met de stethoscoop. Verpleegkundigen leggen het kindje aan de monitor en er wordt hard gewerkt om dit kindje alle kans te geven.
Ik kijk naar het bed waar Zuzanna in ligt. De gynaecoloog voelt mee aan de buik en de placenta wordt ook al geboren. Ik schrijf het tijdstip weer op. De arts-assistent kijkt de placenta na en dekt daarna moeder toe. De man van Zuzanna kijkt niet naar het kindje maar ligt met zijn hoofd in het kussen naast Zuzanna. Ze huilen tranen met tuiten. Wat zal er nu allemaal door ze heen gaan? Een vreemde omgeving, vreemde mensen, een vreemde taal en een kindje dat nog maar weinig wegheeft van een pasgeboren baby van 3,5 kilo.
De verpleegkundige gaat naast het stel zitten en biedt hen rust en troost. Ook Natalja komt weer naast het bed staan, midden in de grote nachtmerrie voor deze jonge ouders. Ik kijk naar de neonatoloog en maak weer wat foto’s van het kleine jongetje. Ik schrijf alles op wat hardop wordt benoemd en gedaan. Het wordt stil in de verloskamer, iedereen wacht met smart op ietwat geluiden vanuit de neonatoloog.
Het duurt bijna een kwartier voordat de neonatoloog haar handen van het mannetje afhaalt en een kleine stap richting de ouders zet. Ze legt kort in heldere taal uit dat het erg zorgelijk is maar dat het kindje leeft.
‘We gaan hard onze best doen, maar dat lukt het beste op de NICU,’ vervolgt ze. ‘We gaan hem verplaatsen en daar kijken wat we voor hem kunnen doen.’
De ouders knikken en ik zie ergens een sprankje hoop. Ik denk dat dat de enige manier is om hiermee om te kunnen gaan, toch weet ik wat voor een lange weg een kindje van amper 24 weken nog heeft te gaan. De gynaecoloog loopt de verloskamer af net als de arts-assistent. Ze zijn nog een tijdje bezig om het kleine mannetje in de transport-couveuse te leggen met alle slangetjes en snoertjes waar hij inmiddels door in de gaten wordt gehouden.
Als hij goed en wel in de couveuse ligt, leg ook ik mijn pen neer en geef de telefoon terug aan vader. Hij knikt als hij hem in zijn zak laat glijden. Ik loop de verloskamer af in de richting van ons kantoor waar ik ook de gynaecoloog en arts-assistent samen zie staan.
We kijken elkaar aan met hetzelfde gevoel. We praten nog even na en komen dan tot de conclusie dat we morgen in een soortgelijke situatie niets anders hadden gedaan. Dat is altijd een fijne gedachte. Mijn telefoon gaat af, een verpleegkundige dit keer. Of ik naar kamer 36 wil komen, een dame met een pijnstillingswens.
‘Natuurlijk,’ zeg ik. ‘Life goes on, ik kom er zo aan.’
Die nacht zijn ze nog lang bezig geweest met het mannetje. Helaas was zijn start té onvoorbereid bij een té vroege termijn. Hij is die ochtend rond negen uur op de borst van zijn moeder overleden.
*Namen, gegevens en details zijn voor het verhaal dusdanig verdraaid dat het niet te herleiden is naar de bewuste mensen waar dit verhaal over ging. Alle mogelijke overeenkomsten berusten op toeval.
Meer lezen over verloskunde? Klik hier.
Of wil je een overzicht van alle verhalen? Klik dan hier.