Het leuke van mijn werk op de verloskamers is dat elke dienst anders is. Wanneer ik naar mijn werk rijd, weet ik nooit wat er ligt, wie er ligt of het druk is, rustig is of juist een gekkenhuis. Alles kan. En dat is fijn. Dat maakt mij altijd nieuwsgierig bij aanvang van mijn dienst. Zo ook voor deze nachtdienst.
Als ik de afdeling op loop zie ik her en der een bevalkar op de gang staan. Er knippert een groen lampje boven de deur bij verloskamer 25 als teken dat daar iemand op de bel heeft gedrukt. Aan de andere kant van de gang zie ik bij kamer 51 een groen lampje die continue brandt. Dat is het teken dat daar bijna een kindje wordt geboren of dat die er nét is. Ik loop naar de keuken om mijn bak yoghurt in de koelkast te zetten en pak snel een kop thee waarna ik de artsenkamer in loop.
Mijn collega’s zitten relaxt in hun stoel en zijn zo te zien klaar met hun werk en administratie. Ik kijk naar het overzichtsbord van de hartfilmpjes en zie dat er nog eentje loopt van een mevrouw met, zo lees ik vluchtig, langdurig gebroken vliezen. Als ik naar de afdelingsbezetting kijk zie ik 1 rood bolletje, dat staat gelijk aan 1 barende. Fijn begin. Denk ik, teken dat het rustig is.
Na de overdracht drink ik rustig mijn thee en start mijn computer op. Ik heb inmiddels begrepen van mijn collega’s van de late dienst dat de barende die er is nog wat beginnende weeën heeft en dat er twijfel is of de weeën gaan doorzetten. Daar ga ik straks dan maar even heen. Na me te hebben ingelezen in de patiënten van de afdeling loop ik even richting de verpleegkundigen. Zo te zien is het ook bij hen goed te doen. Een collega scrollt wat langs jassen en vesten op Zalando terwijl een ander druk aan het typen is in wat een verslag van haar opleiding tot obstetrie verpleegkundige blijkt te zijn. We kletsen wat over hoe het gaat en spreken af rond 1.00u koffie te drinken in de post van de coördinator van de afdeling.
De coördinator heeft geen directe patiëntenzorg maar coördineert letterlijk de afdeling. Alle telefoontjes, nieuwe opnames, spoedgevallen of regeldingen gaan via haar. Zij neemt heel wat logistieke zaken uit handen zodat de rest van de verpleegkundigen soepeler hun werk kunnen doen.

Ik loop langs de zwangere met langdurig gebroken vliezen en constateer dat er nog weinig gebeurt. De weeën lijken wat af te zakken. We spreken af dat ze gaat proberen te slapen en het me laat weten als de weeën toch toenemen. Als dat niet gebeurt gaan we morgenochtend proberen de bevalling door te leiden. Mevrouw is gerustgesteld en is blij dat we de natuur nog even haar gang kunnen laten gaan. Ook haar partner is denk ik blij want hij draait zich snurkend om op zijn slaapbank. Ik loop de kamer uit en bereid vast de patiënten voor die de volgende ochtend op het programma staan. Ik kijk op de klok en zie dat het iets over 1.00u is.
In het hokje van de coördinator is het een drukke bedoening. Er wordt flink gekletst en gelachen. Een collega vertelt een anekdote over een stel die ze vannacht onder haar hoede heeft als mijn telefoon gaat. Als ik opneem kan ik weinig verstaan door mijn collega’s op de achtergrond. Mijn collega’s steken verontschuldigend hun hand op als ze zien dat ik al telefonerend om het hoekje achter de balie ga zitten. De man die ik aan de telefoon heb vertelt een wat onsamenhangend verhaal. Ik hoor een ingewikkelde naam en snap niet gelijk waar deze meneer heen wil. Ik verontschuldig mezelf dat ik het mogelijk niet goed heb verstaan en vraag of hij het zou willen herhalen. Ondertussen hoor ik op de achtergrond gerommel en gesteun alsof er een dame in hoge barensnood zit. Meneer herhaalt zijn naam terwijl ik het overzicht-briefje (stokje) van de afdeling uit mijn borstzak vis.
Op het moment dat hij zijn naam nogmaals uitspreekt herken ik hem. Deze dame had ik net voorbereid. Zijn vrouw zou morgenochtend komen voor een inleiding omdat de vliezen langer dan 24 uur gebroken waren en er nog geen weeën op gang waren gekomen. Er was afgesproken thuis te gaan slapen en in de ochtend naar de afdeling te komen om te gaan starten met weeënopwekkers. Ondertussen stamelt meneer verder en hoor ik ineens: ‘DE BABY KOMT ERAAN’. Na een aantal vragen tussendoor kom ik erachter dat zijn vrouw om 1.00u wakker is geworden omdat ze naar het toilet moest. Ze voelde ineens veel druk en oeps: persdrang! Met dat ik het verhaal duidelijk heb hoor ik gegil en geschreeuw en hoor ik meneer, nu iets rustiger dan net, in de telefoon zeggen: ‘Ik denk dat het hoofd eraan komt.’ Ik geef mijn persoonlijke 06-nummer en vraag of hij mij daarmee wil videobellen omdat dat op mijn werktelefoon niet gaat. Ook vraag ik gelijk waar ze wonen. Snel benoem ik dat als het hoofdje geboren is ze kunnen wachten op een volgende wee en daarna pas het hoofdje hoeven aan te raken maar of het binnenkomt durf ik niet te zeggen.
Ik geef nog uitleg over warme doeken en een muts voor de baby terwijl ik de zorgcoördinator uit het koffiehok pluk. Ik vraag haar om de verloskundigenpraktijk te bellen die in de omgeving bij dit stel dienst doet om haar zo snel mogelijk die kant op te sturen. Ondertussen zie ik een facetime oproep op mijn eigen telefoon. Ik neem op en zie een man van midden dertig met een ontbloot bovenlijf. Overvallen door de snelheid van deze actie is hij ontwaakt uit zijn slaap. Ik zie een deel van de slaapkamer en zie nog een vrouw in beeld lopen. Zij is ook slechts gehuld in een shirt met daarboven een net-uit-bed kapsel. Ik zie de adrenaline haast door hun lijf gieren. De verpleegkundigen uit het koffiehok hebben zich inmiddels stilletjes rondom de balie vergaard en smoezen over wat er toch aan de hand is. Het blijft even stil waarna er een luidruchtig babygehuil de ruimte vult. Daar, achter de balie van de afdeling verloskunde, zijn wij met zijn allen midden in de nacht getuige van de geboorte van een prachtig meisje.

We horen gelach en gehuil door de telefoon en ineens komt daar weer een hoofd in beeld. Dit keer met t-shirt aan. Lachend en huilend tegelijk schreeuwt hij: ‘ZE IS ER’. We lachen en klappen mee. Ik zeg dat hij me maar even neer moet leggen. Dat de verloskundige onderweg is en dat als ze me nodig hebben ze me er maar ‘even bij moeten pakken’. Hij zegt wel honderd keer bedankt waarna hij de telefoon neerlegt.
Niet veel later komt er een vrouw, die duidelijk niet de barende is, in beeld. ‘Hoi!’ Zegt ze met een grote grijns. ‘Ik ben de zus en was toevallig in huis om op te passen. Alles lijkt goed te gaan. Ze huilt niet meer maar ze kijkt in het rond.’ Ik vraag haar om droge doeken te pakken en een droge muts. Ook zeg ik dat ze even moet opletten of er niet teveel bloedverlies is en geef kort wat uitleg over de geboorte van de placenta wanneer de telefoon weer wordt neergelegd.
Op de achtergrond hoor ik de deurbel waarna niet veel later een bekende stem de ruimte vult en lachend het echtpaar feliciteert. Ik roep de naam van mijn verloskundig collega waarna ze verwonderd de telefoon oppakt. ‘Hé Lisa! Jij ook hier?’ We lachen om de situatie en ik hang op.
Het clubje verpleegkundigen dat zich rondom het bureau van onze afdelingssecretaresse heeft vergaard heeft allemaal een tevreden glimlach op haar gezicht. Heel wat bevallingen voorbij zien komen op de verloskamers maar zo eentje via facetime is wel helemaal uniek. Wat een heerlijk beroep hebben we toch.
Deze blog is ook te vinden op de website van Kids en Kurken.
Meer lezen over verloskunde? Klik hier.
Bijzonder Lisa.
LikeLike
Wat een verhaal, pfff.
LikeLike