Spanning in de verloskunde

Mijn telefoon rinkelt. Ik open mijn rechteroog. Het geluid van de telefoon verstomt de stilte. Ik til mijn hoofd op. Het is donker buiten. Ik moet van ver komen maar neem op.
‘Lies, ik ben het. Ik ga bevallen maar ik kan de verloskundige niet te pakken krijgen,’ zegt een bekende stem.
‘Ik kom eraan,’ zeg ik zonder twijfelen en sluip uit bed.
Ik vlieg op mijn tenen de trap af. Ik knip een lichtje aan in de keuken en schrijf een briefje voor mijn lief om te laten weten dat ik weg ben. Ik poets mijn tanden, trek mijn koude jeans aan en werp een blik in de spiegel. Had ik beter niet kunnen doen. Ik pak mijn jas en grijp mijn sleutels. Ik open de achterdeur en stap de koude nacht in. Ik hoor auto’s over de dijk. Hun felle licht schijnt de nacht in. Ik begroet de poes en loop naar mijn auto.

Mijn dieseltje probeert op te starten. Hij heeft wat moeite. Ik rijd op automatisme achteruit, ervanuit gaande dat er niemand rond dit tijdstip loopt. Ik rijd de koplampen van een enkele passerende auto tegemoet richting de dijk.
‘Oke, let’s go,’ zeg ik tegen mezelf. Ik besproei mijn met condens beslagen ruiten en zet de verwarming op standje sambal. Ik voel uit automatisme naar mijn telefoon. Jasses, heb ik hem niet meegenomen?

Ik kijk om me heen en rijd al bij de watertoren. Er is niemand op straat. De straatlantaarns zijn de enige schijnsels op de donkere weg. Hier en daar brandt een lamp in de donkere huizen. Ik rijd door, zie ik daar iemand op de weg? Een kat snelt een voortuin in als ik meer gas geef. Bij de kerk sla ik af en ik rijd de straat uit. Alsof ik even in slaap ben gesukkeld rijd ik ineens de nieuwbouwwijk in. Ik parkeer voor het huis van mijn vriendin.

De voordeur staat wagenwijd open, ik stap naar binnen. Het is stil in huis, er brandt geen enkele lamp. Ik open de deur naar de woonkamer, ook daar is het muisstil. Mijn gympen piepen op de gegoten vloer en ineens twijfel ik. Heeft ze wel gebeld? Natuurlijk; ik schud mijn hoofd, de voordeur stond open.

Ik loop verder via de keuken naar de achterdeur. Ik open mijn mond om mijn vriendin te roepen maar iets houdt me tegen. Ik loop verder, daar is ook niets. Ik draai me om. Ze is vast boven. Ik roep toch haar naam maar krijg geen antwoord. Mijn lijf rilt. De voordeur staat nog open. Ik sluit de deur en loop de trap op.

Elke traptrede kraakt. Ik kijk naar boven, daar beweegt iets. Er brandt een lamp. Ik loop verder en hoor gestommel. Ik merk dat ik mijn adem inhield en blaas snel uit. Op de immens grote overloop sta ik stil. Het licht gaat uit, het is donker. Ik loop op de tast naar de slaapkamer, mijn hartslag stijgt. Ik roep haar naam maar er komt geen geluid uit mijn mond, ik probeer het nog eens maar het geluid blijft uit. Ik wil verder lopen naar de deur maar mijn benen blijven staan.

De slaapkamerdeur gaat open en ik zie een lang gedaante voor een bundel van licht. Ik probeer te draaien maar mijn benen willen niet. Ik begin te gillen maar er komt geen geluid. Ik blijf staan en zie de lange gestalte dichterbij komen. Het licht is fel, mijn ogen knijpen samen. Ik verstijf. Hij steekt zijn hand uit en streelt mijn hoofd.

‘Niet uit je bed geweest vannacht of wel? Kom je ontbijten of zijn er kraamvisites die je moet rijden?’

Plaats een reactie